De Hoge Raad heeft besloten dat advocaten voortaan omzetbelasting moeten gaan betalen over de bedragen die ze van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen in toevoegingszaken. Een advocaat die over het jaar 2009 een naheffingsaanslag van de omzetbelasting kreeg, had daartegen bezwaar gemaakt, waarna de rechtbank, het Hof en tenslotte de Hoge Raad zich erover hebben gebogen.
Tegenprestatie
De Hoge Raad ziet de vergoedingen op basis van de Wet op de rechtsbijstand als “een tegenprestatie (…) voor het verlenen van rechtsbijstand, dat wil zeggen rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zak van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat.” Ondanks dat de vergoeding door een derde wordt betaald, en niet door de ontvanger van de rechtshulp zelf, is dat volgens de Hoge Raad geen reden om niet aan de belastingplicht te hoeven voldoen. De Hoge Raad beroept zich daarbij op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
De volledige uitspraak van de Hoge Raad in deze zaak is te lezen op de website van de Rechtspraak.